Ik kijk uit over het Pantishara-Vashlovani massief met haar puntige en grillige vormen en sta even stil. Nu ik mijn voetstappen niet meer hoor ben ik mij pas bewust van de immense stilte om me heen. In dit stukje wildernis in het meest oostelijke puntje van Georgië, trekken Jasper en ik vijf dagen/vier nachten rond met onze Landrover Defender. Zonder elektriciteit, zonder stromend water, zonder fatsoenlijke wc en zonder telefoonbereik. Voor ons is het Vashlovani Nationaal Park de verste bestemming van deze reis, voordat we weer westwaarts rijden. Een bekroning op ons overland avontuur waarin we al 16000 km over land en over zee aflegden.

Om het park te kunnen bezoeken vragen we toestemming aan bij het visitors centre in Dedoplistkaro. Met de toestemmingsbrief in de hand gaan we langs de grenspolitie voor een stempel op de papieren. Deze verleent toestemming om door het grensgebied met Azerbeidzjan te rijden. Het proces gaat verassend snel en voor we het weten rijden we het dorp uit op weg naar Vashlovani Nationaal Park. Na twee uur rijden over een weg met veel kuilen en plassen bereiken we de eerste ranger post en tevens ingang van het park. Het is al laat in de middag dus we besluiten hier te slapen. Bovendien groeien op deze plek wilde granaatappels en die wil ik morgenochtend graag in mijn ontbijt. Vanaf deze plek kan je kilometers ver kijken naar wilde pistachebomen en het Pantishara-Vashlovani massief. Het park staat dan ook bekend om zijn verschillende soorten landschappen en biodiversiteit waardoor er veel dieren leven, zoals vossen, jackals, beren, allerlei soorten (roof)vogels en amfibieën waaronder giftige slangen.





De volgende ochtend begeven we ons verder in het nationaal park en rijden langs tal van uitzichtpunten richting Bear Canyon. Het is indrukwekkend om tussen de rotswanden te rijden. Een droge rivierbedding vormt de weg en leidt steeds verder de canyon in. We maken een wandeling om de wanden van dichtbij te bekijken. Ze zitten vol met kleine fossielen, maar nog indrukwekkender zijn de grillige vormen en het door de jaren heen gevormde zandsteen. Als je een stuk doorwandeld kom je bij de plek waar de restanten van de Southern Elephant zijn opgegraven. Zo ver komen we niet, want het begint dikke druppels te regenen. Na een tijdje schuilen gaan we terug naar de auto.


Het Nationaal Park heeft een semi-woestijnklimaat en nadat de regen stopt is het al snel weer 30 graden. Als we door Pantishara valley rijden lunchen we met uitzicht op de roofvogels die over de canyons vliegen. De schaduwen die ze vormen op de wanden zijn groot en vormen naast de vogels zelf een mooi schouwspel. Om de safari ervaring compleet te maken zien we in de verte een groep gazelle sprinten. Wat een snelle beesten! Verder rijdend door de Samukhi vlakte steken hun prachige gedraaide hoorns en gestreepte lijven boven het gras uit. Een aantal jaar geleden zijn de gazelle geherintroduceerd uit Azerbeijzjan en de populatie ontwikkelt goed.

Last frontier East
De Alazani rivier scheidt Georgië van Azerbeidzjan. Ik weet niet of het echt zo is, of dat ik het me inbeeld, maar het licht is hier anders. Het kan ook komen door het zanderige landschap dat de zon weerkaatst. De rivier is er ook één die ik nog nooit eerder heb gezien. Niet zozeer de rivier zelf, maar de begroeiing langs de rivier is wild en door de bamboe langs de rivier voelt het bijna tropisch. Er is een bescheiden camping met een aantal bungalows en ook is er de mogelijkheid om je tent aan de rivier op te zetten. De weg hiernaartoe is stijl en heeft technische stukken, maar de bestemming is dit alles waard. Hier op dit meest oostelijke puntje van Georgië lijken Duitsers en Nederlanders zich te verzamelen. Onverwachte gezelligheid zo op het einde van de wereld. Met Juliette, Hanneke, Pieterjan en Stefan spelen we een altenatieve versie van Rumikub. Idyllisch bij kaarslicht met een wijntje, voordat we de tent in klimmen voor een nacht aan de rivier.



De volgende ochtend besluiten we om samen met deze vier Nederlanders op te pad gaan. We merken dat ze de tocht met één auto spannend vinden en met zn allen is ook gezellig natuurlijk.
Trouble in paradise
Een kleine wervelwind van zand stuift op. We rijden over een steppe westwaarts richting het Chachuna Reserve. Tussen het goud-gele gras zijn af en toe cirkels van fel groen en rood gras, de grond lijkt daar vruchtbaarder. Op de vlakte staat een houten hut met een stalen golfplaten dak en verder zie ik vooral eindeloos glooiende heuvels met dat goud-gele gras.
Samen navigeren we naar de mud vulcanos via het Chachuna nationaal Park wat de zuid grens vormt tussen Georgië en Azerbeidzjan. Het terrein is goed te doen, maar heeft soms lastige stukken. In tegenstelling tot het Vashlovani park komen we hier niemand tegen tot aan de grenspolitie controle post. Ze vragen ons de komende 20 kilometer door te rijden en niet te kamperen.
Onze korte karavaan trekt verder. Wij rijden voorop en we houden elkaars op de hoogte via portofoons (etherdiscipline!). Dan kruisen we een rivierbedding en blijven we ongelukkig steken in de modder, shit! De scheppen komen tevoorschijn, stenen worden onder de banden geplaatst en met behulp van al deze menskracht en de lier aan een boompje weten we onszelf na een uur weer los te krijgen.


Een kleine uil land voor de auto en kijkt ons lang aan met zijn grote gele kijkers
Inmiddels valt de schemer in. Omdat we in dit grensgebied niet mogen kamperen besluiten we verder te rijden. Een kleine uil land voor de auto en kijkt ons lang aan met zijn grote gele kijkers. Nog onder de indruk van ons modderavontuur vragen we ons hardop af wat hij ons komt brengen. We hopen wijsheid en zicht in de letterlijke en figuurlijke duisternis!
Een paar kilometer verder begint de auto tegen te sputteren en schiet in een elektrische storing. We kunnen niet meer verder, er zit niets anders op dan toch ons kamp op te zetten in het gebied waar het niet mag. Er is geen telefoonbereik en al helemaal geen internet. Maar met de wijsheid van de groep maken we een plan voor de volgende dag. Eerst rust en wat eten.

Toet toeeeet. De volgende ochtend toetert de grenspolitie ons vroeg uit bed. Wapperend met een kopie van onze inmiddels verlopen toestemmingsbrief in de hand verzoeken ze ons dringend het Nationaal Park te verlaten. Met een offline translate app slagen we er in alles uit te leggen. We gaan mee naar de grenspost en kunnen daar enkele telefoontjes plegen. Startkabels helpen niet, om de auto (een automaat) te slepen moet deze in neutraal maar dit lijkt niet te lukken zonder stroom. Na veel gewik en geweest blijft de auto (inmiddels ook ons fijne thuis) achter op de vlakte. Met zijn zessen in één auto rijden we naar Dedopliskaro.



Community
Eindelijk weer mensen om ons heen! En na de lunch om 5 uur smiddags een hete douche. Het voelt goed om weer in de “beschaving” te zijn met een paspoort en wat noodzakelijk spulletjes. Het is nog wel de vraag hoe de auto met ons hele hebben en houden in hemelsnaam terugkomt uit de grensstreek.
Het dorp is klein maar voelt groot in behulpzaamheid. Nino van het bezoekerscentrum en onze gastheer bellen de omgeving af om iemand te vinden die ons kan helpen. De volgende dag is een sleper gevonden. Nu wachten op goed weer, zodat de weg toegankelijk is. Gedurende de dag komen er wisselende berichten over of de sleper zijn vrachtwagen überhaupt het gebied in kán komen. Deze onzekerheid zorgt voor stress.
Aan het einde van de dag klaart het op. Met extra gereedschap en een nieuwe accu besluiten we een verkenningstocht uit te voeren. Niks doen voelt ook zo rusteloos. Wellicht krijgen we de auto aan de praat en anders kunnen we in iedergeval obstakels van de weg voor de vrachtwagen in kaart brengen. Temo, onze gastheer, heeft in notime een chauffeur met Toyota Landcruiser bereid gevonden ons te brengen. Rammelend van het gereedschap in volle vaart op weg naar de auto. Aangekomen bij de auto treffen we de grenspolitie. Ze herkennen ons en staan van een afstandje toe te kijken wat we van plan zijn. De eerder gedemonteerde handrem wordt weer vastgezet. En onder het motto van “baad het niet” laden we met lange startkabels de auto. Ik zie er weinig heil in want twee dagen eerder heeft het niets geholpen.
De auto geeft echter steeds minder alarm belletjes. Starten dan maar? De eerste keer mislukt maar bij de tweede keer slaat hij aan. Ik durf bijna niet te hopen dat dit goed gaat. Snel slaan we de deuren en motorkap dicht. Kort overleg, en gáán, richting de meer begaanbare weg. Bij elke rivierdoorkruizing tel ik in mijn hoofd het aantal ondoordringbare obstakels voor de vrachtwagen af. Éen gehad nog drie te gaan! Via de portofoon hoor ik bezorgd uit de iets later gestarte volgauto “ben je wel goed gereden? We zien je niet meer voor ons” Jazeker!
1 uur en 15 minuten laten komen we aan in het dorp. Ongelofelijk! We hebben het gehaald.

De auto heeft nog diverse foutmeldingen maar hij rijdt. We besluiten te overnachten in het dorp en de volgende dag naar Tbilisi te gaan – op eigen kracht- voor verdere diagnose. Het was een groot avontuur dat gelukkig goed afliep. Je kunt niet alles voorkomen. Ondanks onze voorbereiding zijn er altijd onvoorziene gevallen. Ook leerde het ons dat in dit soort gebieden samen met anderen reizen bijna noodzakelijk is.
En.. in Georgië komt alles – met hulp van de Georgen – uiteindelijk altijd weer goed.



Op de hoogte blijven?
Krijg éen keer per maand een email van ons.